Beginseluitspraak omgevingsvergunning aanvragen: bijlagen
Vraagt u een beginseluitspraak omgevingsvergunning aan? Dan moet u in de meeste gevallen bepaalde stukken meesturen.
Hieronder vindt u een overzicht van de documenten die u bij een aanvraag kunt meesturen. De informatie onder het kopje ‘I. Algemeen’ is verplicht. Van de overige punten moet u zelf bepalen of ze voor de beoordeling van uw situatie van belang zijn.
I. Algemeen (aanvraagformulier beginselplan)
a. Burgerservicenummer of inschrijfnummer Kamer van Koophandel.
b. De naam (van de rechtspersoon), het (vestigings-)adres en de woon-/vestigingsplaats van de aanvrager, en het e-mailadres van de aanvrager (als de aanvraag via een e-formulier wordt ingediend).
c. Het adres, de kadastrale aanduiding, en de ligging van het project.
d. Een omschrijving van de aard en de reden van het project.
e. Een omschrijving van de aard, de omvang en de effecten van de aangevraagde activiteiten (of onderdelen daarvan).
f. Als de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, (vestigings-)adres en woon-/vestigingsplaats, en zijn e-mailadres als de aanvraag via een e-formulier wordt ingediend.
g. Als het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, (vestigings-) adres en woon-/vestigingsplaats.
IIa. Bouwen
1. Algemeen
a. Eén of meer tekeningen waaruit blijkt:
- de plattegrond van (iedere) verdieping van het bouwwerk; indien van toepassing de bestaande situatie
- de lengte- en/of dwarsdoorsnede(n)
- alle relevante gevelaanzichten van de bestaande en nieuwe toestand (inclusief naastgelegen panden)
b. Een situatietekening, met daarop de afmetingen van het perceel en het bebouwde oppervlak, gebaseerd op door of namens de gemeente aangegeven kaartmateriaal. Hieruit moet blijken:
- de situering van het bouwwerk op het bebouwde terrein en ten opzichte van de perceelgrenzen
- de manier van ontsluiting
- de aangrenzende terreinen met daarop voorkomende bebouwing
- het beoogde gebruik van het bij het bouwwerk horende terrein
c. Een tekening van de inrichting van het bij het bouwwerk horende terrein met daarop aangegeven de voorzieningen voor de bereikbaarheid voor en een opstelplaatsen van brandweervoertuigen.
d. Tekeningen en foto’s van de omgeving, inclusief de in de nabijheid gelegen bouwwerken (voor zover nodig voor de beoordeling van het uiterlijk van het bouwwerk waarop de aanvraag om beginseluitspraak betrekking heeft.
2. Gegevens op de tekeningen:
a. De afmetingen van het bouwwerk en de binnen het bouwwerk gelegen ruimten.
b. De hoogteligging van de verschillende vloeren van het bouwwerk en het bij het bouwwerk behorende terrein ten opzichte van het straatpeil (of op aanwijzing van de gemeente ten opzichte van NAP).
c. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de toegang van het gebouw.
d. De parkeervoorzieningen en de fietsenstalling.
3. Eisen ten aanzien van de tekeningen:
a. De schaal van de tekeningen van het bouwwerk mag niet kleiner zijn dan 1:1000 voor de situatietekening en 1:100 voor de overige tekeningen (eventueel 1:200 na overleg met de gemeente).
b. De tekeningen moeten zijn voorzien van maataanduidingen.
c. De tekeningen moeten de aard van de te gebruiken materialen aangeven.
4. Nadere gegevens die eventueel na overleg met de gemeente moeten worden overlegd:
a. Analyse bezonningsituatie.
b. Analyse windhindereffecten.
c. Schetsmaquette.
d. Ruimtelijke onderbouwing, inclusief watertoets.
e. De gebruiksfunctie, gebruiksoppervlakte en bezettingsgraadklasse(n).
f. Principedetails van de uitwendige scheidingsconstructie.
g. Gegevens en bescheiden met betrekking tot de Grexwet.
5. Aspecten brandveiligheid bij bouwen:
a. De brand-, subbrand- en rookcompartimentering (beheersbaarheid van brand en rookverspreiding). Hierbij moet duidelijk onderscheid worden gemaakt in het type scheiding en de waarde ervan in minuten WBDBO/WTRD (Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag / Weerstand tegen rook doorslag). Bij voorkeur wordt dit verschil via kleur onderscheiden. Indien nodig aangevuld met brandoverslag berekeningen.
b. De aangewezen vluchtroutes (met voorzieningen zoals trappenhuizen die invloed hebben op de structuur van het gebouw).
c. Gelijkwaardigheden met de onderbouwing om het gebruik van dit principe te bewijzen, zoveel mogelijk gebaseerd op de bestaande praktijkrichtlijnen (denk hierbij aan grote brandcompartimenten, grote (ondergrondse) parkeergarages, hoogbouw (>70 meter) en rookvultijden-model).
IIb. Bouwveiligheid
In of bij de aanvraag van een bouwvergunning moeten de volgende stukken worden gevoegd (voor het toetsen aan de voorschriften van de Bouwverordening):
a. Bouwveiligheidsplan en toegankelijkheid van de bouwplaats met de volgende onderdelen:
1. Één of meer tekeningen waaruit de bouwplaatsinrichting blijkt:
- de ligging van het te bebouwen perceel en de omliggende wegen, bouwwerken
- de situering van het bouwwerk
- de aan- en afvoerwegen
- de laad-, los- en hijszones
- de plaats van de bouwketen
- de grenzen van het bouwterrein waarbinnen alle bouwactiviteiten (inclusief het laden en lossen) plaatsvinden
- de in of op de bodem van het perceel aanwezige leidingen
- de plaats van ander hulpmateriaal en opslag van materialen
2. Gegevens en bescheiden over de toe te passen bouwmethodiek en de toe te passen materialen, materieel, hulp- en beveiligingsmiddelen bij de bouwwerkzaamheden.
3. Als er een bouwput moet worden gemaakt voor een ondergronds gelegen bouwdeel:
- de hoofdopzet van de verticale bouwputafscheiding en de bouwputbodem
- de uitgangspunten voor een bemalingsplan
4. De uitgangspunten voor een monitoringsplan ter voorkoming van schade aan naburige bouwwerken.
III. Milieu
1. Gegevens en stukken waaruit blijkt dat het bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot:
a. Het primaire doel van het bouwwerk:
- een beschrijving van de te verrichten activiteiten
- de aard en omvang van de activiteiten en gebruik van (afval)stoffen ter bepaling van de MOR-categorie en de MER-plicht
- een check of het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen) van toepassing is en of aan de veiligheidsafstanden wordt voldaan (eventueel QRA – quantitative risk assessment)
- een check of aan richtafstanden uit VNG uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ wordt voldaan
- een check of het gaat om een milieubeschermingsgebied voor grondwater
b. Eventueel kunnen aanvullende gegevens worden gevraagd op het gebied van:
- Geluidsonderzoek op hoofdlijnen (overdrachtsberekeningen):
- Het geluid dat van of vanwege een inrichting wordt geproduceerd. In dit geval bepaalt de aanvraag de vervolgvraag.
- Geuronderzoek op hoofdlijnen:
- De bewijslast ligt bij het bedrijf: een overdrachtsberekening in de vorm van een quick-scan.
- Luchtkwaliteitrapport/onderbouwde inschatting dat aan de normen kan worden voldaan. Wat zijn de effecten van de inrichting op de omgeving?
c. Op basis van de onder a. verkregen informatie kan al in een vroeg stadium worden vastgesteld:
- wie het bevoegde gezag is (gemeente/provincie/rijk).
- of er sprake is van een inrichting met een vergunningplicht of van meldingsplichtige inrichting.
IV. Monumentenzorg
a. Het monumentnummer en, indien van toepassing, de naam van het monument.
b. Het huidige gebruik van het monument en het gebruik van het monument na voltooiing van de activiteit.
c. Indien van toepassing:
- cultuurhistorische rapporten, daaronder begrepen rapporten van architectuurhistorie, bouwhistorie, interieurhistorie, kleurhistorie of tuinhistorie
- bouwtechnische rapporten, waaronder rapporten over bouwfysische, constructieve, materiaaltechnische of preventieve aspecten
d. Indien van toepassing: een beschrijving van de technische staat van het monument.
e. Overzichts- en detailfoto’s, die een duidelijke indruk geven van het onderdeel van het monument waar de voorgenomen activiteit zal plaatsvinden.
f. De volgende tekeningen:
- opnametekeningen van de bestaande toestand en gebrekentekeningen
- plantekeningen van de nieuwe toestand en van de voorgenomen werkzaamheden (voor zover van toepassing ook de te vervangen of te veranderen onderdelen en de te verhelpen gebreken)
- aanvullende tekeningen van de bestaande en de nieuwe toestand, waaronder detailtekeningen en doorsnedetekeningen
- bij sloop: slooptekeningen
g. Een motivering van de voorgenomen activiteit.
h. Een opgave van de effecten van de voorgenomen activiteit voor het monument.
V. Archeologie
De indiener van de beginseluitspraak is verplicht om voor het plan een archeologisch bureauonderzoek en (indien zinvol en mogelijk) inventariserende veldonderzoekboringen uit te (laten) voeren. Dat wil zeggen, als een van de volgende punten van toepassing is:
a. als het plangebied geheel of gedeeltelijk gelegen is in een zone met archeologische verwachting of waarde.
b. als bij het voorgenomen plan (in een zone met archeologische verwachting) de bodem wordt verstoord over een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter.
c. als deze bodemverstoring dieper dan 50 centimeter onder maaiveld plaatsvindt.
De afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag verbindt voorwaarden aan de uitvoering en rapportage van het onderzoek en moet daarom altijd vooraf geraadpleegd worden. Het onderzoek wordt uitgevoerd om de doorlooptijd van de definitieve aanvraag te versnellen.
VI: Activiteit Natuur
Vragen die moeten worden gesteld:
- ligt het project in of aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)?
- ligt het project in of aan een Natura 2000 gebied?
- welke soorten planten en dieren zijn er aanwezig in het plangebied
- is er sprake van significante schadelijke effecten?
Documenten die moeten worden aangeleverd:
- topografische kaart, om te kunnen bepalen of het project in of nabij een beschermd natuurgebied ligt.
- Foto’s, om beeldbepalende bomen, waterlopen en aanwezige flora te kunnen zien.
- Quickscan natuurwetgeving, om te zien welke soorten aanwezig zijn in het gebied?
- Voortoets Natuurbeschermingswet (NBW), om te onderzoeken of er sprake is van significante schadelijke effecten.
VII. Onderdeel APV/Kap
- situatieschets
- foto’s van de houtopstand, waaronder beelden van de omgeving
- eventueel een concept herplantingsplan